Bij Verbeke Foundation - 2022 november
Mijn schoonzus nodigt ons uit om haar verjaardag te vieren in Verbeke Foundation. Goed plan. Toch komen er bedenkingen: van de regen in de drop.
Bij Verbeke Foundation
Het is eind november en het regent. Grauwere dagen dan deze maken ze niet. Ik ben op weg naar Verbeke Foundation in Kemzeke. Bij het uitstappen op de parking stap ik in een diepe plas. Het wordt een bezoek met een natte voet. Het is koud in Verbeke’s hangaar.
Homo Desperatus van Dries Verhoeven, 2014, Gevangenkamp Guantanamo Bay.
Het werk transformeert het museum tot een formicarium: 70.000 mieren proberen een leven op te bouwen op de plekken van menselijke catastrofes. Iedere locatie is uitgerust met een vingercamera die de locatie filmt vanuit het perspectief van de nieuwsverslaggeving.
Ondanks ik een goedgeluimde optimist ben, die van kunst houd, begin ik te mopperen. Bij Homo Desperatus van Dries Verhoeven wriemelen opmerkingen zich als mieren uit mijn mond. Het zijn spontane gefrustreerde opwellingen. De oorzaak van dit pessimisme ligt niet in het aanschouwen van de kunst op zich. Neen, de schaalmodellen van locaties van menselijk leed, zoals de kernreactor in Fukushima, het detentiekamp Guantanámo Bay in Cuba of een ingestorte kledingfabriek in Bangladesh, kunnen me behagen. Ik beklaag me over de manier waarop het kunstwerk er bij ligt. Het is troosteloos. Zo erg zelfs dat de mieren die het kunstwerk ooit bewoonden, gevlucht zijn naar betere oorden. Ik erger me, dit kan toch niet.
Dan verdwaal ik in het Artchive for the Future van Jacobus Kloppenburg. Het ruikt hier naar schimmels, rotte vezelplaat en duivenstront. Walgelijk! Het is even aanpassen. Ik associeer kunst te veel met klinische witte wanden van musea of galerijen. ‘Het gaat eigenlijk over respect’, meesmuil ik droog tegen mezelf.
‘Presentatie is een kunst op zich’, grap ik cynisch naar m’n schoonvader die me toeknikt en zegt: ‘och, dat is uw beroepsmisvorming!’. Een muis sprint voor mijn voeten naar een holletje in de muur.
Enkele luidruchtige kinderen vragen bij een stapel kapotte autobanden waarom die eigenlijk in het ‘museum’ liggen. Minachtend antwoordt hun vader, ‘dat is kunst’. Ze lachen. ‘Alles is kunst dan hé papa’, ‘ja dat klopt, álles is kunst’ klinkt het.
Als koele minnaar van ‘het spelletje’ voel ik pijn. Ik ben vernederd, maar ik kan de kinderen en hun pa niet tegenspreken. Ze hebben gelijk. Ik vloek inwendig en wil hen vertellen over de kunstenaar Kloppenburg. Het is een parabel. Dan begrijpen ze misschien dat ze kijken naar zichzelf. Dat ‘zij’ het ‘afval’ zijn. Maar ik haast me weg. Ik ben een verrader die vóór het kraaien van de haan, zijn meester driemaal verloochent.
Artchive for the Future (detail), 1997, Jacobus Kloppenburg. 'Als oorlogskind kan hij geen verspilling verdragen en vuilnis op straat beoordeelt hij op esthetische merites.
Terwijl ik wegvlucht van de kinderen, bots ik op een kapotte voetbal in de vorm van een Latijns kruis. Het doet met denken aan het wereldkampioenschap in Quatar. In dat ‘proper’ land wordt schoonheid gecensureerd. Kruis erover. Hier vind ik wél schoonheid, want het onbruikbaar stuk afval doet me glimlachen. Zonder censuur: voetbal is God en afval is ‘schoon’. Ik omarm het.
Ik loop verder te flippen over het klassieke dilemma ‘tonen’ of ‘bewaren’. Wat willen we eigenlijk met kunst? Willen we alles in een duistere kist steken?! Voor wie het wil bewaren voor de toekomst is dit de beste oplossing. Maar zulks doen we enkel met onze doden. Dus ja, laat maar.
Sculpturen door Floris De Cuyper (1875 - 1965) en Jan De Cuyper (1914 – 1944). Respect voor machthebbers, passie voor het geloof, eer voor de helden.
In een andere ruimte vind ik sculpturen van Floris en Jan De Cuyper. De beelden, de ruimte, de netheid; het geeft me wat meer rust. Vader en zoon: hun werk staat netjes opgesteld, de vloer is proper. Het ruikt naar kunst. Ik heradem. De sculpturen zijn helder ingedeeld per thema of per onderwerp. De klassieke helden staan apart, naast de bustes van machthebbers, politiekers, militairen, schrijvers en directeurs. Aan de andere kant staan dan weer Bijbelse beelden die in een kerk thuishoren.
Sculpturen door Floris De Cuyper (1875 - 1965) en Jan De Cuyper (1914 – 1944).
Dit is geen hedendaagse kunst. De kunstenaar is geen ‘individu’. Het is mooi, klassiek, zonder meer, en het choqueert niet. Toch boeit het me. Ik lees de verzameling sculpturen als een kritiek op de klassieke beeldhouwkunst. De verschillende functies die beeldhouwkunst ‘vroeger’ had, zijn herkenbaar: respect voor machthebbers, passie voor het geloof, eer voor de helden. Dat was ‘kunst’ vóór WO II. Gelukkig zijn we daar van af. Toch iets positief aan die wereldoorlog. We hebben ingezien dat kunstenaars vrij moeten zijn, dat kunst geen opgelegde ‘functie’ mag hebben en dat er een fundamenteel verschil is tussen kunst en propaganda. Ik geniet van mijn constructieve dialogue interieur.
Orde, rangschikking, hiërarchie: het zijn verslavingen! Valse bakens langs dewelke het schijnbaar makkelijk navigeren is. De volgende kunstenaar die me verbijstert, toont het met zijn Wunderkammer. De Amerikaan Mark Dion illustreert de horror van ordenen en verzamelen. Hij stelt tentoon hoe onze menselijke dwang om te schikken, leidt tot een rariteitenkabinet vol dogma’s. Zijn barokke installaties tonen alle dieren. Slechts één ontbreekt: de maat van alle dingen.
Wunderkammer (detail) Mark Dion.
Mijn schoonzus belt: ‘Hey, het is apéro-time! Kom je? Wij zitten in het serrehuisje van Jason Vander Woude’. ‘Ok ik kom’, antwoord ik. Het is haar verjaardagsdrink. Ik vind de weg door de grote serre en de tuin tot aan het werk ‘Open ruime, Open functie’. Op mijn pad kom ik namen tegen van mensen die ik herken, kunstenaars die ik bewonder, mensen waar ik mee samenwerkte: Vadim Vosters, Klaas Bullynck, Tim Volkaert, Adrien Tirtiaux, Mieke Dobbels en Jan Fabre om er maar enkele te noemen. Ondanks de kou en het vocht, de regen en de modder, word ik er vrolijk van. Ik voel vertrouwen. Herinneringen en anekdotes druppelen binnen in mijn geheugen. Stuk voor stuk zijn het kunstenaars die snakken naar vrijheid. Op maat gemaakte niet-evidente individuele vrijheid.
Er is schuimwijn en thee, en drankjes voor de kinderen. We zijn met een tiental kennissen en familie: het is een leuk weerzien. We zitten in een kring achteraan het Verbeke domein in het glazen huis vervaardigd uit gerecupereerde vensters. Een gids komt binnen met een groep. We maken plots deel uit van het kunstwerk. De bezoekers staren ons aan en kijken dan vragend naar hun leider. ‘Horen deze picknickende mensen erbij?’. De gids verklaart statig dat deze ruimte een ‘Open functie’ heeft en dat je ze kan huren voor feesten en fotoshoots. Wij zwijgen even. De gids wendt zich tot ons en vraagt: ‘Weet Geert hiervan?’. We knikken. Wanneer de gids en de groep verdwenen zijn, schiet onze bende spontaan in een lach:  ‘Weet Geert hier eigenlijk van?’. Als betrapte krakers ruimen we ons picknick-boeltje op. We laten Open ruimte, Open functie achter ons met een ondeugende smile.
Open ruimte, Open functie, Concept: Jason van der Woude.
In het collagemuseum neem ik de draad weer op. Hier gaat kunst over verzamelen en bewaren. Tijdsopname, documentatie, kritisch omgaan met het verleden, dat mag. Maar het verzamelen en bewaren is bijzaak, de hoofdzaak is de ‘eigenzinnigheid’. Die komt pas tot ontplooiing wanneer de kunstenaar vrij is. Geen gratuite vrijheid maar vrijheid die geprikkeld wordt en verder prikkelt.
Age Of Reason door Denmark, 1995, 180 verscheurde magazines tot kaarsen gemaakt.
Eureka! Dat is het! Verbeke Foundation is net dat prikkelende bad. Een modderbad waarin kunstenaars worstelen met zichzelf. Van hoeveel kunstenaars hoorde ik niet dat de opname van hun werk in de Verbeke-collectie de start was van hun kunstdroom. Nu snap ik het!
Conservatie en archivering zijn slechts de anti-rimpelcrémes van de kunst, ze zijn leuk, maar geen prioriteit. Ik laat het dus los. Geen gejammer meer over kunstwerken die stuk gaan. Terug binnen bots ik op een werk van Panamerenko. De man die zijn volk leerde vliegen. Of beter de man die ons bevrijdde van het geloof dat we ‘niet kunnen vliegen’.
Bing of the Ferro Lusto, 1997, Panamerenko en op de achtergrond Happy Famous Artists met het opschrift Art Macht Frei
Â
Achteraf drinken we samen met nog wat verjaardagsvierders een pint of een thee in de iets warmere kantine. Ik vind de website van de Verbeke Foundation en scroll wat rond. Bij het hoofdstuk Missie en Visie lees ik het volgende: ‘Onze tentoonstellingen willen geen oase zijn. Onze presentatie is onaf, in beweging, ongepolijst, contradictorisch, slordig, complex, onharmonieus, levend en onmonumentaal, zoals de wereld buiten de museummuren.’
Met gerustgesteld gemoed besluit ik: ‘Geert wist hier van!’
Auteur: Niko Goffin voor Arterie